14 november 201807:00
Door Remco
Vicevoorzitter Jan Hopstaken van IJshockey Nederland schrijft een terugkerende column. In de eerste editie van deze nieuwe rubriek gaat Hopstaken terug in de tijd naar zijn eerste kennismaking met de ijshockeysport.
In het seizoen 1979/1980 was ik voor het eerst bij een ijshockeywedstrijd. Een wedstrijd van de Tilburg Trappers. Vanuit Etten-Leur met de trein en bus naar Tilburg. Veel kan ik me daar niet van herinneren. Behalve de sfeer in het stadion en de overweldigende indruk van de snelle schaatsers. De tegenstander weet ik niet meer, ik heb er geen beelden meer bij, laat staan dat ik de uitslag nog weet. Alleen het gevoel. Het gevoel van een kolkend stadion.
Een paar jaar later bezocht ik een wedstrijd van Vissers Nijmegen. Toevallig tegen de Tilburg Trappers. Ik voetbalde fanatiek bij Internos en mijn moeder had een grote sjaal voor me gebreid in de kleuren van mijn club. Een geel-blauwe sjaal. Geen seconde bij nagedacht dat dat ook de kleuren waren van de Trappers. Bij binnenkomst in het stadion besefte ik dat echter heel snel.
Er was een vak gevuld met geel-blauwe mensen. Het was ook de tijd van de grote voetbalsupportersrellen. Ik wist niet goed hoe er op mijn sjaal gereageerd zou worden. Was dit een openlijke provocatie? Zou ik verwijderd worden van mijn plek? Zou ik in het geel-blauwe vak moeten gaan zitten? Wat zou er gebeuren? Niks. Er gebeurde niks. Althans niks wat te maken had met mijn geel-blauwe sjaal. Het was koud buiten dus een sjaal was ok. Ook al was de sjaal geel-blauw.
Het publiek was gekomen voor ijshockey en de kleur van mijn sjaal deed er niet toe.
Foto: Marco Spelten Actiefotografie
Jan Hopstaken is sinds 2013 vicevoorzitter van IJshockey Nederland en in die functie verantwoordelijk voor verenigings- en clubondersteuning. In Bij Het IJs schrijft hij iedere twee weken over zijn ervaringen rondom de Nederlandse ijsbanen.