30 mei 201414:49
Door Joep Meijsen
De concrete belangstelling van in ieder geval Heerenveen en Tilburg voor deelname aan de Duitse Oberliga roept prangende vragen op over de levensvatbaarheid van de Eredivisie. De komende dagen moet meer duidelijkheid volgen.
Clubs die komend jaar in de Eredivisie willen spelen moeten uiterlijk komende zondag hun onderbouwde aanvraag indienen bij de Licentiecommissie. Daarmee zou de tijd dat vaak pas in september duidelijk was welke clubs definitief op het hoogste niveau gaan spelen voorbij moeten zijn. Het licentiereglement is dan ook vooral bedoeld om meer stabiliteit te scheppen.
Het is de vraag hoeveel aanvragen er komende zondag op het bureau van Jan de Greef en consorten liggen en wat de ingediende aanvragen in de praktijk waard zijn. Het is geen toeval dat er nog nauwelijks spelersnieuws te melden viel in de richting van het komende seizoen. De terugkeer van Den Haag, Dordrecht en Geleen op het hoogste niveau lijkt op dit moment nog verre van zeker, waarmee ook de andere clubs niet weten waar ze aan toe zijn.
En dan is er nog Eindhoven, waar een soort staatsgreep heeft plaatsgevonden de afgelopen periode en waar een compleet nieuwe ploeg mensen de kar gaat trekken. De kersverse bestuurders worden in ieder geval al direct geconfronteerd met alle onzekerheden rond de toekomst van de Eredivisie, geen ideale omstandigheden voor de opbouw van een stabiele organisatie. Van onderaf komt er waarschijnlijk geen aanvulling voor de Eredivisie. Geen van de clubs die afgelopen jaar in de top van de Eerste Divisie speelde heeft op dit moment de behoefte of draagkracht om de overstap te maken.
Blijven over: Heerenveen, Herentals en Tilburg. Gezien alle onzekerheid bij de andere clubs is het geen wonder dat in Brabant en Friesland gekeken wordt naar alternatieven. Beide teams beschikken over een brede sponsor- en publieksbasis en zijn daarmee in de huidige situatie de meest stabiele clubs in de Eredivisie. Het is dan ook niets anders anders dan gezond bestuurderschap om rekening te houden met verschillende scenario’s richting de toekomst.
Natuurlijk kan alles nog goed komen, in het Nederlandse ijshockey is alles mogelijk. Volgend jaar gewoon weer een Eredivisie met zes of zeven teams. Daarbij lijkt het er echter niet op dat de niveauverschillen veel kleiner gaan worden dan ze afgelopen jaar zijn. De verschillen worden vermoedelijk eerder nog groter.
Bovendien is gekozen voor een opzet waarbij feitelijk alle clubs al zeker zijn van de play-offs. De combinatie van een enorm niveauverschil en een reguliere competitie die grotendeels om des keizers baard gaat, zorgt in potentie voor een seizoen dat wellicht pas vanaf de finale van de play-offs interessant gaat worden. Geen erg aantrekkelijke situatie voor de topclubs.
Dit plaatst de opmerkingen over een ‘onwaarschijnlijke’ overstap van Flyers en Trappers naar Duitsland in perspectief. Het is de vraag of het Nederlandse ijshockey zich nog een seizoen als afgelopen jaar kan veroorloven. Zelfs het trouwe publiek in Tilburg liet vorig jaar veel van de ruimere overwinningen op de mindere goden in de competitie lopen, om vervolgens het stadion uit te verkopen voor de spannende confrontaties met Den Haag in de play-offs.
Een overstap naar de meer competitieve Oberliga West met allemaal nieuwe tegenstanders zal veel fans dan ook als muziek in de oren klinken. Een volwaardige overstap biedt de teams bovendien de mogelijkheid door te groeien in de Duitse structuur. De versterkte competitiviteit is ook goed voor de internationals, die in Vilnius hun slechtste kampioenschap in jaren afwerkten.
De ambities van Heerenveen en Tilburg zijn dus begrijpelijk. Maar de vraag is dan natuurlijk wat er met de andere clubs moet gebeuren, die zich in de steek gelaten kunnen voelen. Dat geldt vooral voor Herentals, dat de Belgische competitie verliet en afgelopen jaar zeker in eigen huis een prima tegenstander was voor de Nederlandse topploegen, wordt in de Duitsland-discussie bijvoorbeeld helemaal niet gesproken. Herentals verdient beter.
In Geleen wordt hard gewerkt aan een nieuwe selectie voor komend seizoen, waarbij de meeste spelers van vorig jaar al min of meer hun ja-woord hebben gegeven. Vorig jaar hebben bestuur en spelersgroep alle zeilen bijgezet om op het hoogste niveau te blijven en een jaar later lijkt het tapijt mogelijk onder hun voeten weggetrokken te worden.
Aan de andere kant kwamen er tegen het einde van het seizoen gemiddeld nog minder dan vijfhonderd toeschouwers kijken in een seizoen waarin iedere wedstrijd door Geleen gemiddeld met 7-2 werd verloren. Het is achteraf bekeken de vraag of een leuk, competitief seizoen in de Eerste Divisie niet gezonder was geweest voor de club dan de dertig nederlagen op het hoogste niveau.
Den Haag kende sportief een veel beter seizoen. Na een wat moeizaam begin werd in de play-offs op spectaculaire manier van Heerenveen gewonnen en werd de serie tegen Tilburg pas na zes spannende wedstrijden verloren. Het topijshockey in Den Haag is echter nog altijd grotendeels afhankelijk van één financier. Ook afgelopen jaar moest hij weer ingrijpen en het is maar de vraag of hij dit blijft doen. Daar bovenop komt dan nog het gedoe rond de exploitatie van de ijsbaan dat voor veel extra onzekerheid zorgt.
De laatste factor van belang is de Nederlandse IJshockeybond. Ondanks soms gebrekkig betalingsgedrag is de Eredivisie al vele jaren de feitelijke hoofdsponsor van de bond. Als de twee meest stabiele clubs overstappen naar Duitsland en de overige clubs de lagere kosten van de Eerste Divisie gaan betalen, dreigt een nieuw gat in de begroting voor een organisatie die via NOCNSF op dat vlak al klap op klap heeft gehad de afgelopen jaren.
Komende week zal duidelijk worden welke clubs zich hebben aangemeld voor de Eredivisie. Afhankelijk daarvan zal de splitsing van het Nederlandse ijshockey in een Duitse en een Nederlandse tak aan vaart winnen of juist vertraagd raken. Het blijft de vraag welke van die twee ontwikkelingen op de langere termijn het beste is voor de ontwikkeling van de sport in Nederland. Of zijn er nog tussenoplossingen mogelijk? Wie het weet, mag het zeggen.