13 december 201613:15
Door Joep Meijsen
Voormalig voorzitter Frans van Erp van de Nederlandse IJshockey Bond is eind november overleden. De Hagenaar bracht de rust in het Nederlandse ijshockey terug na een roerige periode.
Van Erp werd in 1994 benoemd tot erevoorzitter van de NIJB. Hij overleed op 29 november van dit jaar op 92-jarige leeftijd en is inmiddels in besloten kring begraven. ‘Na een welbesteed leven is rustig van ons heengegaan’, zo wordt zijn overlijden beschreven op de kaart. Van Erp werd geboren op 14 februari 1924.
De overleden voormalige sportbestuurder werd in in november 1989 op 66-jarige leeftijd gekozen tot bondsvoorzitter als opvolger van Sjoerd Feenstra. Laatstgenoemd nam toen zitting in het bestuur van het Nederlands Olympisch Comité. Voor die tijd was Van Erp al enkele jaren lid van het bondsbestuur. Hij werd op 23 november 1989 tijdens de jaarvergadering van de bond met unanieme stemmen gekozen.
Van Erp verwierf bekendheid in de ijshockeywereld vanwege zijn oppositie tegen zijn voorganger Freddy Schweers, die naar aanleiding van fraude rond de besteding van subsidiegelden en bijdragen van de IIHF ten val werd gebracht. Tijdens een roerige vergadering in 1985 werd een motie van wantrouwen tegen Schweers ingediend. Daarna werd een tijdelijk bestuur aangesteld onder leiding van Sjoerd Feenstra, met Van Erp als vice-voorzitter. Hieruit ontstond uiteindelijk een definitief bestuur dat de rust terugbracht in het Nederlandse ijshockey.
Kort na zijn aantreden als bondsvoorzitter gaf Van Erp in een interview met De Telegraaf zijn visie op het besturen van een sportbond. ‘Ik ben een voorstander van sportbestuurders die op basis van hun kwaliteiten in bijvoorbeeld het bedrijfsleven worden gekozen. Zich inzetten en initiatieven nemen ten gunste van de bond en niet alleen maar op die stoel zitten te representeren.’
In datzelfde interview gaf hij ook zijn visie op de ontwikkeling van het Nederlandse ijshockey. ‘We hebben in het verleden een unieke kans laten liggen om het ijshockey een ontzettende push te geven. Toen we in 1980 naar de Olympische Spelen gingen was het Nederlands team echt populair, maar er is van bondswege helemaal niets mee gedaan. Dat mag natuurlijk nooit meer gebeuren. Het is het toppunt van amateurisme geweest.’
Ook in een later interview met dezelfde krant legt hij nog eens zijn visie op sportbesturen uit. ‘Bobo zijn is niets anders dan het bekleden van een erefunctie, het gezicht spelen van je eigen bond.’ In dat verhaal pleit hij voor een eerbetoon aan ‘de vele duizenden vrijwilligers die week-in-week uit bergen werk verzetten. Wie ben ik, wat is het Nederlandse ijshockey zonder deze mensen?’
Van Erp had ook een ijshockeyleven voordat hij bij de nationale bond actief werd. Als artillerie-officier kwam hij in 1953 vanuit Djakarta terecht in Appingedam. Zes jaar later besloot hij het leger te verlaten en trad in dienst bij Brons Motorenfabriek in de Groningse plaats. Eerst als directiesecretaris, daarna in de functie van verkoopdirecteur. Via Co Pfeiffer raakte hij in 1969 betrokken bij de oprichting van de ijshockeyclub in Groningen. Waar Pfeiffer de eerste voorzitter werd, was Van Erp manager-coach van het eerste team.
Als zodanig was hij betrokken bij de eerste thuiswedstrijd van Groningen op 3 januari 1970. ‘Het waren in het begin bijna allemaal studenten. Iedereen betaalde alles zelf, de contributie, sticks, alles. Het eerste dat door de club werd betaald, was het slijpen van de schaatsen. Omdat het iets nieuws was, kwamen er iedere zaterdag twee- tot drieduizend mensen kijken. We hadden een heel bijzonder publiek dat zich identificeerde met de ‘Gijssies’, vertelde hij ooit in een interview met Nieuwsblad van het Noorden.
Later werd hij ook voorzitter van de Raad van Bestuur van de oude ijsbaan in Groningen. Echter in 1974 verhuisde hij naar Den Haag om daar directeur te worden van een ingenieursbureau. Daar werd hij tevens voorzitter van ijshockeyvereniging Hokij. Dat was ook de periode waarin hij kennismaakte met Schweers en de misstanden binnen de bond.
In het interview uit 1994 kijkt hij terug op zijn voorzitterschap van de bond, dat hij eerder dat jaar had neergelegd. Daarbij werd hij opgevolgd door vice-voorzitterJohn Ponsioen. ‘Of ik tevreden terugkijk? Nee, zo ben ik niet gebouwd. Ik zou tevreden zijn als alle clubs een goede sponsor zouden hebben. Dan hadden alle teams buitenlanders, was het niveau hoger en het Nederlands team sterker.’
Echter ontevreden was hij ook niet. ‘De schulden zijn weggewerkt en we hebben bijvoorbeeld een jeugdstimuleringsbeleid ontwikkeld, wat goede resultaten oplevert.’
Van Erp bleef nog tot op hoge leeftijd zichtbaar binnen de Nederlandse IJshockey Bond, onder meer tijdens evenementen en jaarvergaderingen. IJshockey Nederland en de Nederlandse IJshockey Bond wensen zijn vrouw Barbara, zijn kinderen en kleinkinderen veel sterkte met dit verlies.