27 november 202414:40
Door Joep Meijsen
De Eisbären uit Berlijn zijn niet alleen een belangrijk paradepaardje van het Duitse ijshockey, maar ook een zeldzaam voorbeeld van een club uit de voormalige DDR die de clubs uit het westen van het land domineert. Met kapitalistische hulp uit de VS, dat wel. IJshockeyschrijver Joep Meijsen over een club met een opmerkelijke geschiedenis.
Ik heb jarenlang ijshockeydvd's gespaard. In welk land ik ook kwam, ik kon het nooit laten door de winkels heen te dwalen om te kijken of ik iets interessants tegenkwam. Mijn opmerkelijkste vondst is vermoedelijk een Rock 'm Sock 'm dvd, de serie compilaties van goals, hits en fights uit de NHL van het jarenlange Hockey Night in Canada-icoon Don Cherry bij de Free Record Shop op het Centraal Station van Den Haag.
In mijn kast staat ook de film Heimspiel van de Oscar-winnende documentairemaker Pepe Danquart. Hierin schetst hij tegen de achtergrond van de toen nog mogelijke Duitse hoofdstedelijke derby tussen Eisbären en Capitals in de DEL een portret van de Eisbären, hun fans en de rol als symbool dat de voormalige DDR er een paar jaar na de hereniging nog steeds toe deed. 'Dynamo', 'Dynamo', 'Dynamo', schreeuwde het publiek. Want Eisbären is de nieuwe incarnatie van de ijshockeytak van de sportclub van het ministerie van staatszekerheid in de DDR (Stasi): Dynamo Berlin. Capitals waren het voormalige Preussen Berlin, de club uit West-Berlijn.
Intussen is Eisbären met tien titels de recordkampioen van de in 1994 begonnen Deutsche Eishockey Liga, de DEL. Dat was vermoedelijk nooit gebeurd zonder de beruchte DDR-politicus en Stasi-leider Erich Mielke. Voor de jongere lezers van deze column, de Stasi was de binnenlandse veiligheidsdienst in Oost-Duitsland die de eigen bevolking in de gaten hield en zo ieder protest tegen het communistische regime onderdrukte. De film Das Leben der Anderen uit 2006 is een goede bron om te zien hoe dat ging.
Mielke was vanaf de jaren vijftig tot eind jaren tachtig verantwoordelijk voor deze organisatie. En hij was een ijshockeyliefhebber. Het is aan hem te danken dat het ijshockey in de DDR na de jaren zeventig bleef bestaan. Het politbureau besloot eind jaren zestig dat alle aandacht en geld naar sporten met Olympische medaillekansen moest gaan. Dat vormde de inleiding tot enorme successen in atletiek en schaatsen, maar voor ijshockey zagen de communistische leiders weinig kansen tegen landen als de Sovjet-Unie, Tsjechoslowakije, Canada, Zweden en Finland.
Derhalve werd de bij het publiek populaire Oberliga met acht clubs ontbonden. De spelers mochten alleen nog recreatief spelen. 'Voor de opbouw van de socialistische economie hebben we iedere mark (de toenmalige munt, JM) nodig. Om ijshockey op topniveau te kunnen spelen, is jaarlijks een bedrag nog waarvoor we ook twee visverwerkende koelschepen kunnen laten varen. Wat hebben we harder nodig? IJshockey of koelschepen?', zei de toenmalige sportminister Rudolf Hellmann ter onderbouwing.
Dat was echter tegen het zere been van ijshockeyliefhebber Mielke. Hij greep vanuit het ministerie voor Staatszekerheid rechtstreeks in, waardoor de twee teams die onder hem vielen toch door mochten gaan. Zo ontstond van 1970 tot en met 1990 een competitie met maar twee teams, Dynamo Berlin en Dynamo Weisswasser. Berlijn won 12 landstitels, Weisswasser acht. Het was jarenlang de kleinste ijshockeycompetitie ter wereld.
De gebeurtenissen in 1989, die uiteindelijk zouden leiden tot de val van de Berlijnse Muur, de val van de communistische dicatuur en uiteindelijk de hereniging van Oost- en West-Duitsland maakten hier een einde aan. Nog voordat er sprake was van één Duitsland waren de twee Dynamo's al omgezet in onafhankelijke verenigingen en toegetreden tot de Bundesliga, toen het hoogste niveau in Duitsland. Makkelijk was dat overigens niet. De economie in het voormalige Oost-Duitsland leed onder faillissementen en massa-ontslagen en dat had ook zijn weerslag op het ijshockey.
Na de oprichting van de DEL kon Weisswasser zich nog een paar jaar met moeite overeind houden, maar die club haakte midden jaren negentig af. Onder de naam Lausitzer Füchse bleef ijshockey daar echter ook populair en de club speelt nu DEL 2. Dynamo Berlin wankelde ook een paar keer en veranderde de naam in 1992 officieel in Eisbären. Daarmee nam de club afstand van het verleden om zo makkelijker rijke sponsoren uit het westen aan zich te kunnen binden.
Door zich te handhaven op het hoogste niveau in het ijshockey vormde Eisbären een uitzondering in de sportwereld van de voormalige DDR. In voetbal redden Hansa Rostock en Dynamo Dresden het bijvoorbeeld niet. De voetbaltak van het voormalige Dynamo Berlin, recordkampioen van de DDR, speelt nog altijd maar in de regionalliga. Inmiddels speelt Union Berlin wel op het hoogste niveau. Red Bull Leipzig heeft geen historische band met het Locomotiv en Sachsen Leipzig uit het topvoetbal in de DDR-tijd.
Geen enkele voormalige Oost-Duitse ploeg is echter succesvoller in het herenigde Duitsland dan Eisbären, dat met 10 titels de Rekordmeister van de DEL is. Veel scheelde dat ook niet, want rond de eeuwwisseling en de documentaire waar ik het eerder over had, kampte Eisbären met een miljoenenschuld en dreigde de ondergang. De redding kwam van een grote projectontwikkelaar uit de Verenigde Staten, Philip Anschutz. Eigenaar van de LA Kings, maar vooral wereldwijd bouwer van enorme multifunctionele hallen.
Via de Anschutz Entertainment Group werd hij in 1999 voor 100 procent eigenaar van de Eisbären. Daarbij loste hij eerst voor €16 miljoen aan schulden af. Dat deed hij niet uit enorme liefde voor de voormalige Stasiclub. Hij zag de club als zijn toegangspoort tot het bouwen van een nieuwe arena in de Duitse hoofdstad. Negen seizoenen later kon Eisbären verhuizen naar wat inmiddels de Uber Arena is.
Daarmee kreeg Eisbären de stabiliteit en financiële slagkracht om zich permanent in de top van het Duitse clubijshockey te vestigen. De club maakt deel uit van een netwerk van clubs waar Anschutz (mede-)eigenaar van is, zoals de LA Kings, LA Galaxy en LA Lakers en Djurgardens in Zweden en verkoopt bijna wekelijks de ijshal uit.
Hoewel die fans het sportieve succes te danken hebben aan het Amerikaanse grootkapitaal, de club is op het moment van schrijven alweer koploper in de DEL, zijn ze het verleden zeker niet vergeten. Nog altijd klinkt het 'Dynamo', 'Dynamo' op de tribunes. Net als in de documentaire Heimspiel. Die is inmiddels een kwart eeuw oud, maar geeft nog altijd weer waarom voor fans jong en oud de club de trots is van Oost-Berlijn.