4 februari 201617:51
Door Joep Meijsen
International Mike Dalhuisen speelt sinds het begin van dit seizoen voor Esbjerg in de Deense competitie. IJshockey.com ging bij hem op bezoek en sprak met hem over zijn tijd in Amerika, ijshockey in Denemarken, zijn ambities en het Nederlands team. Deel 2 van 2.
Mike Dalhuisen koos er bewust voor te vertrekken uit Noord-Amerika. Een van de redenen is dat hij niet meer wilde vechten, een rol die hem wel werd toebedeeld toen hij de overstap maakte van college naar de profs. ‘Eerst vond ik het wel mooi, omdat in college niet wordt gevochten en het goed is voor je populariteit.’
Na enige tijd kwam er echter de twijfel. ‘Je doet wat er van je gevraagd wordt en je bent de gevierde jongen bij het publiek. Maar als je dan thuiskwam en probeerde te slapen, dan kon je niet op je rechterkant liggen van de pijn. Ik wilde, net als ik bijvoorbeeld bij het Nederlands team kon doen, gewoon ijshockeyen en dat kan in Europa wel.’
Hij ziet de Deense competitie als een eerste stap. ‘Hopelijk kan ik volgend jaar naar Oostenrijk of de DEL2. Uiteindelijk zou het natuurlijk mooi zijn als ik de DEL kan halen. IJshockey is altijd mijn leven geweest en ik hoop het nog zo lang mogelijk te mogen doen. Ik ben er nog steeds helemaal verliefd op. Als ik twee dagen niet kan spelen, wordt ik helemaal gek.’
Het leven als prof in Denemarken bevalt Dalhuisen wel. ‘Ik kon ook terecht in de Britse competitie, maar dat is meer voor oudere spelers aan het einde van hun loopbaan. Ze hebben bijvoorbeeld maandag en dinsdag vrij. Hier wordt iedere dag getraind. Ik zorg er ook voor een goed ritme te hebben. Op tijd opstaan, goede voeding, naar de sportschool’, zegt Dalhuisen terwijl hij als ontbijt een groot bord met gezonde ontbijtgranen in melk en een enorm glas water consumeert.
Hij is ook met zijn Europese rijbewijs bezig. ‘Ik heb mijn rijbewijs in Noord-Amerika gehaald en rij al elf jaar, maar dat mag je niet zomaar inwisselen. Je krijgt een paar maanden dispensatie en dan moet je met een boek en online cursus aan de gang. 86 lessen en het moet allemaal gevolgd worden.’ Niet dat hij het rijbewijs iedere dag nodig heeft. ‘We hebben van de club fietsen gekregen, geen auto’s. Dat is bij mooi weer heerlijk, maar het regent veel en waait ongelooflijk hard. Dan is het minder. Zeker ’s avonds laat na een verre uitwedstrijd.’
Het ijshockey is Dalhuisen met de paplepen ingegoten. Zijn ouders hadden tijdens het seizoen ijshockeyers in huis, onder meer Geoff Brenna. ‘Ze speelden met me als ik op de skelter zat. We hadden er soms wel drie in huis. Ik weet nog dat mama ooit 25 ballen gehakt gemaakt had voor de volgende dag. De jongens kwamen laat thuis en ’s morgens waren alle ballen op. Heeft mijn moeder gewoon weer nieuwe gemaakt.’
Het ijshockey in Nederland volgt hij af en toe. ‘Vooral Tilburg. Mitch (Bruijsten, red) en Levi (Houkes, red) zijn goede vrienden van mij. Daar heb ik nog steeds veel contact mee. Net als Kevin. Ik heb een tijdje geleden de stream gekeken van de wedstrijd tegen Leipzig via YouTube. Ik vond Levi echt de beste speler op het ijs, dat heb ik hem ook verteld na afloop.’
Dalhuisen heeft ook nog altijd de ambitie om zijn bijdrage te leveren aan het Nederlands team. Tijdens de international break gaat hij mee met Oranje naar het Olympisch kwalificatietoernooi in Italië. Hij debuteerde ooit op zijn zestiende tijdens het WK in Estland in 2006 en was er voor het laatst bij in Polen in 2012.
Voor Dalhuisen was het altijd gezellig om met Oranje mee te gaan, maar was het wel een contrast met zijn omgeving in Noord-Amerika. ‘Het is niet erg professioneel. Er zijn nauwelijks trainingen samen. Ik weet dat het moeilijk is om iedereen bij elkaar te krijgen, maar dat is wel jammer. Nu valt het in de internationale break hier en met de lijnen van Tilburg erbij die het zo goed doen in Duitsland, dan hebben we gewoon een kans om het goed te doen tegen Groot-Brittannië, Servië en zelfs Italië.’