3 februari 201712:20
Door Joep Meijsen
Jos de Haan, een van de grondleggers van het ijshockey in Eindhoven, is vorige week op 92-jarige leeftijd overleden. Portret van een ijshockeypionier met een groot hart voor jeugdijshockey.
Jos de Haan was enige tijd bondsbestuurder, maar wordt in de ijshockeywereld vooral herinnerd als een kundige bestuurder die de sport in de Lichtstad op de kaart heeft gezet. Hij was Ă©Ă©n van de initiatiefnemers voor de bouw van de kunstijsbaan in de stad en nauw betrokken bij de oprichting van Kemphanen, de club waar hij ook vijftien jaar voorzitter van was.
Als voorzitter van de club streefde hij vooral naar een optimaal functionerende jeugdopleiding. De ontwikkeling van het Nederlandse ijshockey in de jaren zeventig waarbij clubs steeds afhankelijker werden van Nederlandse-Canadezen paste niet in zijn visie. Hij wilde teams die bestonden uit zelf-opgeleide spelers.
Hij besefte echter dat je die ambitie niet alleen kunt realiseren met de contributies van spelers en de inspanningen van ouders. Door Dr. Frans Otten als eerste voorzitter aan de club te binden zorgde De Haan ervoor dat er vanaf het begin een goede relatie was met belangrijke Eindhovense bedrijven als Philips en DAF en het regiokantoor van Rabobank.
Dat zorgde ervoor dat de club gerenommeerde jeugdtrainers als Bob Jastremsky, Eddy Gosselin, Claude Boileau en Ward Laurie kon aantrekken. Bekende namen uit het Nederlandse ijshockeyverleden als Theo van Gerwen, Risto Mollen, Mike Louwers en Tommie Hartogs zijn maar enkele van de spelers die profiteerden van deze focus. De Haan vertrouwde daarbij blindelings op zijn technische staf, waarin Eddy Gosselin vele jaren een sleutelrol speelde.
Deze aanpak had ook een keerzijde. Kemphanen had verschillende keren de mogelijkheid om te promoveren naar het hoogste niveau, maar het bestuur zag hier bewust vanaf vanwege het financiële risico voor de vereniging. Ook het plaatsen van het eerste team in een aparte stichting zag De Haan niet zitten.
Toch was De Haan zeker geen tegenstander van professionalisering van de sport. Echter alleen als dit weloverwogen gedaan zou worden. Ook zag hij al vroeg de noodzaak van buitenlandse spelers in het team. 'Imports laten onze jongens beter spelen. Dat is waar onze jeugd het van afkijkt', zei hij halverwege de jaren zeventig al. Hij liet scouts in het buitenland daarom zoeken naar talenten, die ook buiten het ijs van waarde zouden zijn voor de club.
Buiten de Eindhovense deur was de wereld echter wel aan het veranderen. De toenmalige Eredivisie werd gedomineerd door in het buitenland spelende spelers. Dat nam De Haan niet de spelers kwalijk. 'Maar het zijn niet de buitenlanders die ervoor zorgen dat er zo weinig Nederlandse spelers doorbreken, het zijn de coaches die daarvoor zorgen, en de besturen die de coaches daarvoor niet verantwoordelijk houden’, zo wordt de visie van De Haan nu nog herinnerd
Als voorbeeld van hoe het ook kon keek hij naar Nijmegen, waar Alex Andjelic een generatie Nederlandse spelers klaarstoomde voor de top en ook naar Tilburg waar de toenmalige voorzitter Serrarens er een soortgelijke visie op na hield. Echter ook in eigen huis groeide de ambitie om toch de stap naar het hoogste niveau te maken. Sleutel daarbij was de opening van de nieuwe ijshal. Een groep investeerders, die tot onvrede van de voorzitter de club vooral als een middel voor realisatie van hun eigen ambities zagen, financierde. Dit escaleerde uiteindelijk met een spelersopstand, het aftreden van het bestuur en de komst van een nieuwe voorzitter die met extra geld de club naar de top wilde loodsen.
Dit liep uiteindelijk uit op een debacle en, zoals De Haan al vreesde, de vereniging ging met het eerste team ten onder. Het duurde jaren voordat het ijshockey in Eindhoven weer opbloeide. De Haan bleef op de achtergrond actief proberen via zijn netwerk de sport in Eindhoven te stimuleren. Ook gaf hij gevraagd en ongevraagd advies aan zowel club als bond, met altijd als visie dat het ijshockey in Nederland zonder basis van een goede jeugdopleiding te klein zou blijven om te overleven. Hij bleef ook nog tot hoge leeftijd de wedstrijden van Kemphanen bezoeken. Tot een maand geleden miste hij amper een wedstrijd.
(Met dank aan Ruud Bruijnesteijn)