Home Organisatie → Geschiedenis van de kampioenen van Nederland en bekerwinnaars tot 2004

Geschie­de­nis van de kam­pi­oe­nen van Neder­land en beker­win­naars tot 2004

Door Henk Hil­le

De begin­ja­ren (19381950) De Neder­land­se IJs­hoc­key Bond (NIJB) is opge­richt in 1934. In de begin­ja­ren waren drie ijs­hoc­key­clubs actief: de Amster­dam­se IJs­hoc­key­club (A.IJ.H.C.), de Haag­se Hoc­key en IJs­hoc­key­club (H.H.IJ.C.) en de Til­burg­se IJs­sport­club (T.IJ.S.C.).

Amsterdam beschikt sinds 1934 over een openlucht kunstijsbaan. In 1937 heeft Den Haag de primeur met de Haagse overdekte kunstijsbaan (Hokij). De hoofdstad kon niet achterblijven - vanaf 1940 ligt er een ijsvloer in de Apollohal. Tilburg krijgt in 1938 zijn eerste openlucht ijsbaan. In de periode tot aan de tweede wereldoorlog spelen de clubs tegen elkaar en tegen buitenlandse teams. In 1938 en 1939 strijden A.IJ.H.C., H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. om de Nestor Cup: H.H.IJ.C. wint het eerste jaar, het tweede jaar gaat de beker naar A.IJ.H.C. Internationaal spelen A.IJ.H.C. en H.H.IJ.C. om de Lippens Cup, de voorloper van de West-Europacup en de Cup International. De annalen van de NIJB vermelden in het seizoen 1945-1946 H.H.IJ.C. als eerste kampioen van Nederland. Er zijn echter bronnen die dat kampioenschap als officieus betitelen. Net als voor de oorlog zou ook in het eerste naoorlogse seizoen in Amsterdam, Den Haag en Tilburg slechts om de Nestor Cup zijn gespeeld. Het predikaat kampioen van Nederland zou de cupwinnaar later hebben meegekregen. Dat roept echter direct de vraag op waarom dat dan ook niet is gebeurd met de eerdere winnaars van de Nestor Cup. Het antwoord op die vraag ligt mogelijk besloten in het feit dat één van hen - A.IJ.H.C. - een dubieus oorlogsverleden heeft. Het waren de Canadese bevrijders die ervoor hadden gezorgd dat de ijsmachines in Amsterdam, Den Haag en Tilburg weer snel op volle toeren draaiden. Teams van Canadese eenheden uit België, Duitsland, Frankrijk komen hier naartoe en spelen wedstrijden tegen elkaar en tegen teams van Canadezen die in ons land zijn gelegeerd. Nederlanders als Dick Benjamins, Piet van Heeswijk, Felix de Jong, Co Klotz, Joop van Os, Toon van Rijswijk, Jan Suurbeek, Kappie Taconis en Frans Vaal doen zo nu en dan mee als gastspeler bij één van de legerteams. Nadat de meeste Canadezen weer naar huis zijn, spelen H.H.IJ.C., T.IJ.S.C. en het Amsterdamse IJsvogels - in de oorlog opgericht vanwege de Nazi-sympathieën van een aantal prominente A.IJ.H.C.'ers - in het seizoen 1946-1947 een dubbele competitie. Nadat de zes wedstrijden zijn gespeeld staan H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. ieder met op zes punten op een gedeelde eerste plaats. Een beslissingswedstrijd moet uitkomst bieden. Na wat gesteggel over en weer, wordt op een gegeven moment in Tilburg een speeldatum vastgesteld. H.H.IJ.C. komt echter niet opdagen. Aanvankelijk beslist het bondsbestuur dat beide clubs kampioen van Nederland zijn. Jaren later wordt T.IJ.S.C. alsnog tot enige kampioen van het seizoen 1946-1947 uitgeroepen. Het volgende seizoen neemt H.H.IJ.C. sportief revanche. De Hagenaars worden kampioen van Nederland en winnen tevens de prestigieuze West-Europacup. Teams uit Brussel, Düsseldorf, Dortmund, Keulen, Krefeld, Luik en Parijs waren daarbij de tegenstanders. H.H.IJ.C. zal dat huzarenstukje overigens nog twee keer herhalen: in 1950 en in 1955. Het seizoen 1948-1949 wordt geen competitie gespeeld. Het seizoen daarop pakt IJsvogels de voorlopig laatste vaderlandse titel. In 1950 verdwijnt de ijsvloer uit de Amsterdamse Apollohal en in 1951 wordt de (openlucht) kunstijsbaan in de Tilburgse Elzenstraat gesloten. De Hokij is de enige ijsbaan die openblijft.

Haagse hegemonie (1951-1969)
In de periode 1951-1964 zijn er geen kampioenen van Nederland. Terwijl de ijshockeysport vanuit een landelijk perspectief terug gaat naar af, begint in Den Haag juist een absolute bloeiperiode. Wedstrijden om de West-Europacup worden gespeeld voor volgepakte tribunes. Opeenvolgende jaargangen Haagse teams, met als basis een aantal ijzersterke 'imports' - Pat Adair, Carl Foster en Ron Naud zijn namen die alle bronnen vermelden - komen tot opmerkelijke prestaties. Zo speelt HIJS Hokij in het seizoen 1962-1963 in totaal 33 wedstrijden - in Den Haag en on tour in Europa - en wint ze allemaal. Begin jaren '60 krijgen Amsterdam (1961), Deventer (1962) en Tilburg (1964) een nieuwe openlucht ijsbaan. Met de Hokij staat aan het begin van het seizoen 1964-1965 de teller van het aantal ijsbanen op vier. Vijf clubs doen mee aan de eerste Nederlandse competitie in veertien jaar. Naast HIJS Hokij, het Amsterdamse Amstel Tijgers, IJHC Deventer en Tilburg Trappers ook IJHC Rotterdam. De Rotterdammers beschikken niet over een eigen kunstijsbaan en spelen hun thuisduels in Amsterdam. HIJS Hokij is en blijft verreweg het sterkste team. Met een doelsaldo van 125 treffers voor en zes tegen, winnen de Hagenaars alle acht wedstrijden in de dubbele competitie. Naast de eerder genoemde Pat Adair en Carl Foster maken Haagse vedetten als Arie Klein, Wil Ooms, Rudi Bakker, Cyriel van Dijk, Joop Manuel en Wil van Dommelen deel uit van dat kampioensteam. Ook in de vier seizoenen daarna blijft HIJS Hokij superieur. Met vijf opeenvolgende kampioenschappen vestigt de club uit de residentie de eerste Nederlandse ijshockeydynastie.

IJshockeybolwerk Brabant (1970-1976)
Het aantal ijsbanen in Nederland blijft in de loop van de jaren '60 gestaag groeien. In Den Bosch (1966), Heerenveen (1967), Geleen (1968) en Nijmegen (1968), Groningen (1969), Eindhoven (1969), Tilburg (1969) en Utrecht (1969) worden overdekte ijsbanen gebouwd. SIJ Den Bosch komt al direct in het seizoen 1966-1967 uit op het hoogste niveau. Het is deze nieuweling die drie jaar na zijn debuut de Haagse ban breekt. In het Bossche kampioensteam van het seizoen 1969-1970 spelen acht Canadezen, waaronder Bob Boyle, Bob Jastremski en speler/coach Eddy Gosselin. Wil van Dommelen was uit Den Haag gekomen, en ook Bosschenaren als Joop van Gurp en Tonnie de Groot stonden hun mannetje. De Brabantse derby's tussen Den Bosch en Tilburg zijn in die jaren zo enerverend en er komt zoveel publiek af, dat de besturen van beide clubs besluiten om ook om een Coupe Brabant te gaan spelen. Vanaf het seizoen 1669-1970 is drie keer om deze beker gespeeld. De eerste keer met alleen de beide initiatiefnemers: SIJ Den Bosch wint. De tweede keer zijn ook Geleense Smoke Eaters en HIJS van de partij, maar de beker blijft in Den Bosch. Tijdens de derde en laatste editie bedanken de Hagenaars voor de eer. Het zijn de Limburgers die de Brabantse beker voor goed mee naar huis nemen. Het seizoen 1969-1970 debuteert het Geleense Smoke Eaters ook in de reguliere competitie. In het team spelen onder meer zeven Canadezen van de Allied Forces Central Europe - kortweg de Afcent - in Brunssum. Het seizoen daarop doen de Limburgers echter 'buiten mededinging' mee. Ze spelen met meer buitenlanders dan is toegestaan. Het team behaalt net zoveel punten als Tilburg en als reguliere deelnemer zouden de Smoke Eaters het seizoen 1970-1971 door het onderlinge resultaat als eerste zijn geëindigd. In plaats daarvan kan Tilburg Trappers een greep naar de macht doen, om die vervolgens zes jaar niet meer af te staan. Vijf keer winnen de Trappers de titel op het ijs. Dat geldt ook voor de eerste in deze reeks - het was immers vooraf bekend onder welke voorwaarden Geleen meedeed. Het kampioenschap van 1973-1974 komt echter - net als dat van 1946-1947 - vanachter de bestuurstafel tot stand. Dat seizoen eindigt Raak IJshockey Den Haag met 17 punten op de eerste plaats, voor Tilburg dat 16 punten haalt. Na het seizoen blijkt echter dat van één van de 16 Nederlandse Canadezen in de Haagse selectie niet kan worden aangetoond dat hij ook daadwerkelijk over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Om die reden wordt Tilburg Trappers alsnog tot kampioen uitgeroepen. Door de kwesties rond de kampioenschappen van 1970-1971 en 1973-1974 moet echter niet uit het oog worden verloren dat Tilburg in die jaren over een fantastisch team beschikte. Namen als George Peternousek, Joe Simons, John MacDonald, Gerry Göbel, Huub van Dun, Hans Christiaans, Guus Bakker en Klaas van den Broek zullen in Tilburg niet gauw worden vergeten. In zes seizoenen winnen de Trappers 131 competitiewedstrijden, spelen er drie gelijk en verliezen slechts acht keer. Drie van die verliezen waren in het jaar van de RAAK-kwestie. Daarnaast waren er drie seizoenen met één verloren wedstrijd, één seizoen met twee verliezen en het seizoen 1974-1975: 32 wedstrijden zonder puntverlies! Eind jaren '60, begin jaren '70 zijn tevens de hoogtijdagen van de Cup International, een competitie met teams uit België (Brussel en Luik), Duitsland (de Canadese legerteams uit Baden Baden, Lahr en Zweibrücken), Frankrijk (Charmonix en Grenoble) en Nederland (met aanvankelijk Den Bosch, HIJS Den Haag en Tilburg, maar later ook Geleen, RAAK Den Haag en Nijmegen). En ook daar zijn het de Brabanders die voor spektakel zorgen: SIJ Den Bosch wint de Cup International één keer (1967-1968), Tilburg Trappers vier keer (1968-1969, 1969-1970, 1970-1971 en 1972-1973). Ondertussen zet de groei van het aantal ijsbanen en clubs door. In 1970 opent in Den Haag een tweede ijshockeyhal zijn deuren (De Uithof) en krijgt Rotterdam een ijsvloer in Ahoy. In hetzelfde jaar wordt naast Ahoy een openlucht ijsbaan neergelegd (later in 1977, krijgt de Maasstad een aparte overdekte ijsbaan). Ook in Assen (1972), Leiden (1975), Dordrecht (1976), Enschede (1978), Roosendaal (1978), Leeuwarden (1978), Harderwijk (1979), Valkenburg (1980) en Zoetermeer (1983) komen overdekte ijsbanen tot stand. Het seizoen 1971-1972 debuteren clubs uit Heerenveen, Nijmegen en Utrecht op het hoogste niveau. Geleen is dan een reguliere deelnemer en voor de eerste keer doen ook drie Belgisch clubs mee aan de competitie: Olympia-Antwerp, Brussels IHSC en CPL Luik. Met zeven Nederlandse teams spelen de Belgen in een gemeenschappelijke competitie. Het volgende seizoen wordt een bekercompetitie geïntroduceerd: de Coupe Nationale Nederlanden. Vanaf dat moment beginnen de seizoenen steevast met deze bekercompetitie en doen de Belgische clubs alleen daar aan mee. De Antwerpenaren maken dat niet overigens niet mee, zij haken al na het debuutseizoen af. De twee andere Belgische club houden het langer vol: Luik tot 1976 en Brussel tot 1977. Tilburg Trappers wint de eerste vier edities van de bekercompetitie, hetgeen tevens vier keer 'de dubbel' betekent.

'Imports' en Nederlandse Canadezen
'Imports' - spelers uit het buitenland - waren al vanaf het prille begin een bekend verschijnsel. Voor de tweede wereldoorlog maakten Canadezen als Pete Griffin, Jack May en Paddy Boyd al een diepe indruk op de Amsterdamse fans. Bij het Haagse HIJS van de jaren '60 was Pat Adair de absolute publiekslieveling. Maar ook het tegengeluid - niet te veel van buiten halen, meer kansen voor de eigen spelers - is niet van vandaag of gisteren. Al bij de tweede jaargang van de Lippens Cup - in het seizoen 1937-1938 - was het aantal toegestane 'imports' beperkt tot twee. In 1964, bij aanvang van de 'moderne' tijd van de vaderlandse ijshockeygeschiedenis, zijn er aanvankelijk geen beperkingen. We zagen dat S.IJ. Den Bosch in het seizoen 1969-1970 met acht Canadezen de kampioenstitel wist te pakken. Ook zagen we dat Geleen beschikte over 'Afsent-Canadezen' (een begrip dat ook in officiële stukken van de NIJB uit die tijd is terug te vinden). Verder was een aantal Tsjechische vluchtelingen actief in de Nederlandse competitie, met name in Tilburg, maar ook in Geleen. Tot de bekendste behoren George Peternousek en de broers Wenzel en Jiri Tuma. Vanaf het eind van de jaren '60 was al wel een beperking van het aantal 'buitenlandse profs en semi-profs' van kracht, maar die gold alleen voor spelers die speciaal naar Nederland waren gekomen om ijshockey te spelen. Rond dat laatste punt zijn in die jaren de nodige aanpassingen geweest. Achteraf is het niet altijd eenvoudig om de nuances van de regels terug te halen. (Hoe zat dat met de Tsjechen? En hoe met de 'Afsent-Canadezen'?) Feit is dat in 1970 voor de competitie het maximum aantal 'imports' drie is - een limiet die tot het eind van de jaren '90 overeind blijft - en dat tijdens wedstrijden om de Cup International er zes mogen spelen. De clubs zijn echter inventief en ontdekken de Nederlandse Canadees. Soms geboren in Nederland, meestal in Canada, zijn het deze emigrantenzonen die vanaf de jaren '70 een belangrijke stempel op het Nederlands ijshockey gaan drukken. Het was Tilburg dat met het aantrekken van Henk Brand de primeur had en ook mannen als Brian de Bruyn en Jack de Heer begonnen daar hun Nederlandse carrière. Het Raak-team dat in het seizoen 1973-1974 de hegemonie van Tilburg doet wankelen, beschikte over 16 spelers met een dubbel paspoort: Harry van Bilsen, Dick de Cloe, Dick Jellema en Larry van Wieren zijn zo de bekendste namen.

Zeven keer Heerenveen (1977-1983)
Na zes seizoenen Tilburg Trappers dat de klok sloeg, vindt in het seizoen 1976-1977 een wisseling van de wacht plaats. Feenstra Verwarming Heerenveen heet zowel de nieuwe bekerwinnaar als de nieuwe landskampioen. Dat laatste bevalt de Friezen zo goed dat ze besluiten die titel ook maar meteen zes keer te prolongeren. Met zeven kampioenstitels op rij stichten de Feenstra Flyers - zoals ze vanaf 1978 gaan heten - de tot nu toe langst durende dynastie in de Nederlandse ijshockeygeschiedenis. Gedurende de zeven kampioensjaren dulden de Flyers slechts één keer een andere bekerwinnaar. De Bisschop Amsterdam wint in het seizoen 1979-1980 de Coupe Nationale Nederlanden. Net als Raak een aantal jaren daarvoor, bestond het Friese team uit een groot aantal Nederlandse Canadezen: Brian de Bruyn, Frank van Soldt, Jack de Heer, Leo Koopmans, Mike Kouwenhoven, Ted Lenssen, speler/coach Larry van Wieren en anderen, en één Nederlands Amerikaan: Jan Janssen. Samen met uitstekende 'imports' zoals de verdedigers Gordon MacDonald, Mike Powers en Robin Sadler, vormden zij de basis van een team dat, met name wanneer het erop aan kwam, jarenlang schier onoverwinnelijk was. Seizoen 1976-1977 is het nog zo dat het team dat aan het einde van de competitie bovenaan staat, kampioen van Nederland is. De bekercompetitie kent een zelfde opzet. Tilburg is regerend kampioen en was met name de twee voorafgaande jaren ongenaakbaar. Zowel de beker als het kampioenschap is dan ook vooral een strijd tussen Tilburg en Heerenveen. In de onderlinge bekerduels winnen de Friezen thuis met 6-4, uit in Tilburg wordt het 5-5. Het enige andere punt dat ze laten liggen, is tegen Amsterdam (5-5). Tilburg levert zowel bij Nijmegen (3-3) als Den Haag (5-5) een punt in. Het gevolg is dat Feenstra Verwarming Heerenveen met een voorsprong van drie punten de beker wint. In de onderlinge duels voor het kampioenschap houden de beide rivalen elkaar in evenwicht. In alle vier de wedstrijden van de (dubbele) competitie wint de thuisclub. De uitslagen, 10-0 en 7-1 in Tilburg en 6-4 en 7-3 in Heerenveen, geven aan dat de Trappers zeker niet van plan zijn zich zonder slag of stoot te laten onttronen. Feenstra lijdt verder alleen verliezen tegen Den Haag en Groningen en komt in 24 wedstrijden tot 38 punten (19 wedstrijden gewonnen en vijf verloren). Omdat Tilburg het tegen de anderen minder goed doet en op 34 punten blijft steken, gaat de kampioenstitel voor de eerste keer naar Friesland. Jack de Heer, dat seizoen van Tilburg naar Heerenveen gekomen, eindigt met 56 doelpunten en 76 assists in 38 wedstrijden, bovenaan op de topscorerslijst. Bij het behalen van de tweede en derde landstitel is GIJS Groningen de grootse concurrent. Vooral seizoen 1977-1978 kent een buitengemeen spannende finale. Met één punt voorsprong op nummer twee Tilburg en drie punten op Heerenveen, zijn de Groningers eerste in de reguliere competitie. Uiteindelijk is in de eindronde - een minicompetitie tussen de bovenste vier teams - de wedstrijd Groningen tegen Heerenveen beslissend. De Friezen winnen met 1-2 en de twee teams eindigen met een gelijk aantal punten. Het betere onderlinge resultaat bezorgt Heerenveen de tweede titel op rij. De eindronde van 1978-1979 eindigt met een verschil van twee punten tussen de beide Noordelijke clubs. De volgende seizoenen staan in het teken van de tweekamp tussen Feenstra Flyers Heerenveen en De Bisschop Amsterdam. Seizoen 1979-1980 winnen de Flyers de beker met een solide reeks. In de reguliere competitie eindigen de Amsterdammers op de eerste plaats. In de eindronde zetten de mannen van Van Wieren de zaken echter snel weer recht. Alleen in de uitwedstrijd in Amsterdam laten ze een punt liggen (4-4). In Heerenveen eindigt het onderlinge duel in een overtuigende 8-4 overwinning voor de thuisploeg. De hoofdstedelingen laten ook punten liggen in Groningen en Nijmegen, maar eindigen nog wel op de tweede plaats. Voor De Bisschop had 1980-1981 het seizoen moeten zijn. De Amsterdammers winnen de beker met drie punten voorsprong op Heerenveen. Ook in de reguliere competitie gaat het ze voor de wind. Amsterdam wordt eerste, met zes punten voorsprong op nummer twee Nijmegen, acht op nummer drie Tilburg en negen op nummer vier Heerenveen. In de play-offs - voor de eerste keer met series volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden - zijn de vier halve finale-wedstrijden tussen Amsterdam en Heerenveen weliswaar close, maar gaan toch gewoon de Friezen naar de finale. Daar zijn drie wedstrijden tegen Tilburg voldoende om voor de vijfde keer het kampioenschap binnen te halen. Het seizoen daarop kan Amsterdam voor de beker nog wel meekomen, maar zijn de Flyers superieur in zowel de reguliere competitie als de einderonde (die in ere is hersteld). In de eindronde - nu een dubbele competitie met vier teams - is het gat met nummer twee Nijmegen 11 punten en dat met nummer drie Amsterdam 12. In Nijmegen werkt de tweede plek inspirerend. Seizoen 1982-1983 kloppen de jonge Gelderlanders met nog meer nadruk aan de poort. Het is echter (nog) niet voldoende: ook deze keer pakt Feenstra Flyers Heerenveen de dubbel.

Competitieopzet door de jaren
Aan de eerste competities na de tweede wereldoorlog deden drie teams mee (Amsterdam, Den Haag en Tilburg). De teams ontmoetten elkaar één keer thuis en één keer uit. Een team speelde per seizoen dus maar vier competitiewedstrijden. Kampioen van Nederland was het team dat aan het einde van die kleine competitie de meeste punten had verzameld. Het fenomeen play-offs was nog onbekend. Ook na de wedergeboorte van de Nederlandse ijshockeycompetitie in de jaren '60, blijft het aantal wedstrijden om het kampioenschap aanvankelijk beperkt. Vier thuis- en vier uitwedstrijden was in die jaren het maximum: een enkele competitie met vijf teams - Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Tilburg, Deventer (tot 1966-1967) en Den Bosch (vanaf 1966-1976) - en een keer een dubbele competitie met drie teams - in 1968-1969 met Den Bosch, Den Haag en Tilburg. Het seizoen 1969-1970 spelen de vier teams - Den Bosch, Den Haag, Tilburg en Geleen - slechts zes competitiewedstrijden. Eind jaren '60, begin jaren '70 spelen Nederlandse clubs ook om de Cup International en de Coupe Brabant. In de loop van jaren '70 neemt het belang van de Cup International af, tot het moment na het seizoen 1975-1976 dat deze definitief ten ruste wordt gelegd. De Coupe Brabant was vier jaar eerder al opgedoekt. Sponsoring en de toenemende (semi-)professionalisering die daarmee hand in hand gaat, zorgen ervoor dat de roep om meer wedstrijden steeds sterker wordt. Het seizoen 1971-1972 spelen de zeven Nederlandse clubs - Den Haag, Den Bosch, Geleen, Heerenveen, Nijmegen, Tilburg en Utrecht (het seizoen daarop vervangen door een tweede Haagse ploeg: Raak) - en de drie Belgische clubs - Antwerpen, Brussel en Luik - een enkele competitie. Per team betekent dat 18 wedstrijden. Het seizoen daarop is er met negen teams een (enkele) bekercompetitie en daarna met alleen de zeven Nederlandse clubs, een enkele competitie om het kampioenschap van Nederland. Een Nederlandse club komt zo tot een totaal van 28 wedstrijden. Vier seizoenen later - in het seizoen 1976-1977 - is dat al 38 wedstrijden geworden, 14 in een enkele bekercompetitie (8 teams) en 24 in een dubbele competitie om het kampioenschap (7 teams). Inmiddels zijn Raak, Den Bosch en Geleen van het hoogste niveau verdwenen (de eerstgenoemde voorgoed en de andere twee tijdelijk), is Utrecht terug en is Groningen alweer bezig aan zijn derde seizoen op het hoogste niveau. Nog steeds is de kampioen of bekerwinnaar het team met de meeste punten na een (enkele of dubbele) competitie. Vanaf het seizoen daarop is dat echter anders. Seizoen 1977-1978 wordt afgesloten met een eindronde waarvoor alleen de bovenste vier van de competitie zich plaatsen. In die eindronde spelen de vier teams een keer thuis en een keer uit tegen elkaar. De winnaar van die minicompetitie mag zich vervolgens kampioen van Nederland noemen. Dit systeem wordt een aantal jaren gehandhaafd. Pas in het seizoen 1980-1981 wordt voor de eerste keer een kampioenschap beslist in twee halve finales en een finale volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden. De Bisschop Amsterdam - in de reguliere competitie eerste met een voorsprong van negen punten op de nummer vier Feenstra Flyers Heerenveen - zal aan deze noviteit niet al te beste herinneringen hebben overgehouden. In de (best-of-five) halve finale wordt in vier wedstrijden van de Friezen verloren. De tijd was blijkbaar nog niet helemaal rijp voor een serie om de meest gewonnen wedstrijden. De vijf volgende seizoenen is de laatste fase van het kampioenschap weer gewoon een kleine competitie. Eén keer zijn er drie best-of-three halve finales om te bepalen welke drie teams zich plaatsen voor die eindcompetitie (1983-1984). En ook bij de beker wordt geëxperimenteerd met een best-of-five- en een best-of-three-serie tussen de nummers één en twee (in 1982-1983 en 1983-1984). Vanaf het seizoen 1986-1987 wordt elk kampioenschap van Nederland bepaald in play-offs die bestaan uit twee halve finales en een finale volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden. Op de twee genoemde experimenten na, blijft de beker echter nog een aantal jaren de prijs voor het team dat als eerste in de bekercompetitie eindigt. Met ingang van het seizoen 1990-1991 gaat het bekertoernooi op de schop. Er wordt gespeeld volgens een knock-out-principe (twee speelrondes van best-of-two-series) en de afsluiting is een Cup Final in Eindhoven. Gunco Panda's Rotterdam verslaat in die eerste echte bekerfinale Peter Langhout Reizen Utrecht met 8-3. Het knock-out-systeem houdt maar twee seizoenen stand, maar de bekerfinale in Eindhoven is sindsdien uitgegroeid tot een ware Nederlandse ijshockeytraditie.

Opleidingsinstituut Nijmegen (1984-1988)
In het seizoen 1983-1984 beleven de Flyers uit Heerenveen hun Waterloo. De beker wordt nog met de gebruikelijke overmacht gewonnen. Zeven punten voorsprong op nummer twee Vissers Nijmegen en vervolgens twee opeenvolgende overwinningen in de bekerfinaleserie. Toch waren er ook toen al voortekenen. In die (dubbele) bekercompetitie had de jonge Nijmeegse ploeg thuis twee keer van de Friezen kunnen winnen, maar in Heereveen was het steeds net niet succesvol (twee keer een 3-4 verlies). Tijdens de eindronde - een dubbele competitie tussen Heerenveen, Nijmegen en Tilburg - gebeurt het dan toch. In de eerste wedstrijd in Heerenveen slaan de Gelderlanders verpletterend toe: 3-12 staat op het scorebord als de kruitdamp eenmaal is opgetrokken. Vissers Nijmegen wint de kampioenstitel uiteindelijk met vier punten voorsprong op Heerenveen, onder meer door ook de beide onderlinge thuisduels te winnen. De weg naar het succes in Nijmegen was lang en geleidelijk, heel anders dan hoe ze dat in Heerenveen hadden gedaan. Beide steden krijgen in dezelfde periode een ijsbaan (respectievelijk uit 1968 en 1967), beide clubs maken in hetzelfde seizoen hun debuut op het hoogste niveau (1971-1972, ook Antwerpen, Brussel, Luik en Utrecht doen dan voor de eerste keer mee). In hun eerste seizoen zijn zowel Heerenveen als Nijmegen direct middenmoters. De jaren daarna ontwikkelt Nijmegen zich gestaag tot een ploeg om rekening mee te houden. Vooral 'Nijmegen uit' is al snel een lastige klus. Heerenveen gaat het aanvankelijk veel minder goed. In de vier volgende seizoenen eindigen de Friezen steevast op de laatste plaats. In de tweede helft van de jaren '70 gaat het roer rigoureus om. Sponsor Sjoerd Feenstra besluit dan definitief om het voor succes noodzakelijke spelersmateriaal van buiten te gaan halen. Goede 'imports' en een stevig contigent Nederlandse Canadezen is voortaan zijn recept. In Nijmegen heeft coach Alex Andjelic een andere filosofie. Daar staat de opleiding van de eigen spelers centraal. Jonge talenten krijgen volop de kans zich op het hoogste niveau verder te ontwikkelen. Het team dat na 12 jaar bouwen de kampioenstitel pakt, telt maar liefst 18 spelers uit eigen kweek - waaronder Jan Bruysten, Harry van Heumen, Fred Homburg, Frank Janssen, Henri Stoer, Rob van Steen en Ben Tijnagel. De gemiddelde leeftijd bedraagt - inclusief drie 'imports' en twee andere spelers van buiten - nog geen 22 jaar. Het einde van het Feenstra-tijdperk markeert tevens het (voorlopige) einde van het tijdperk der tijdperken. Na Nijmegen is het de beurt aan Amsterdam, Groningen en Rotterdam. En dat betekent vier verschillende kampioenen in vier jaar, evenzoveel als in de 20 jaren daarvoor. Het seizoen 1987-1988 is Rotterdam Panda's favoriet voor de tweede opeenvolgende titel. In Nijmegen hadden ze belangrijke spelers naar juist Rotterdam zien vertrekken. En de twee voorafgaande seizoenen haalden de Gelderlanders niet eens de eindronde of play-offs. Maar toch was het, vier jaar na de eerste keer, in 1988 opnieuw prijs. Met zeven spelers die er in 1984 ook al bij waren: Jan Bruysten, Fred Homburg, Frank Janssen, Herman Joosten, Erik Mater, Michel Moons en Henri Stoer. Met name de comeback van keeper Bruysten was een bepalende factor. Daarnaast beschikte Spitman Nijmegen dat seizoen over een zeer productief 'import-duo': Jim Aldred en Robert Forbes, samen goed voor 210 punten. De beker gaat dat seizoen verrassend naar BP Flyers Heerenveen, Nijmegen wordt tweede en Rotterdam teleurstellend derde. Nijmegen wint vervolgens de eindronde, voor Heerenveen, Geleen en Rotterdam. De algemene verwachting is dat de Panda's in de play-offs een en ander wel zullen rechtzetten. Maar in de halve finale wordt Rotterdam - met de ex-Nijmegenaren Harrie van Heumen, Jorma Mantere, Ben Tijnagel en Robbert Prick van Wely - in de vijfde en beslissende wedstrijd in Nijmegen met 5-4 verslagen. In de finale, ook een best-of-five, maken de mannen van coach Danny Cuomo het karwei af door Heerenveen in vier wedstrijden te verslaan. Eindelijk (weer) Amsterdam (1984-1985) Als Deko Builders in 1985 de kampioenstitel wint, is het op de kop af 35 jaar geleden sinds de vorige keer dat die prijs naar de hoofdstad ging. Zeker de laatste zeven jaren is er met smart op gewacht. In het seizoen 1978-1979 pakken Sjoerd Terpstra en Harrie van Asselt de handschoen op van hun Friese collega-sponsor Feenstra. De Zweed Hans Westberg - op dat moment succesvol bondscoach van Nederland - wordt voor drie jaar gecontracteerd. Zijn opdracht: haal het kampioenschap naar Amsterdam. En hoewel de ontmoetingen tussen De Bisschop en Feenstra Flyers vanaf dat moment echte topwedstrijden zijn - veel spektakel, veel publiek - trekken de Amsterdammers doorgaan aan het kortste eind. Eén keer wordt de beker gewonnen en één keer eindigen ze op de eerste plaats na de reguliere competitie. Maar tijdens de play-offs, wanneer het er echt op aan komt, zijn het steeds de mannen van trainer/coach Larry van Wieren die ervoor zorgen dat de titel jaar na jaar in Friesland blijft. Vandaar ook dat de Amsterdammers het behalen van de beker eerder in het seizoen 1984-1985 nauwelijks durfden te vieren. Ze wisten maar al te goed dat de hoofdprijs pas helemaal aan het eind van het seizoen wordt uitgereikt. In 1985 hadden hoofdrolspelers als Feenstra, Terpstra en Van Hasselt zich al teruggetrokken. En een jaar daarvoor had Nijmegen het echte vuile werk al opgeknapt. Toch werd het feit dat het kampioenschap uitgerekend in een (thuis)wedstrijd tegen Heerenveen tot stand komt, in Amsterdam ervaren als een pleister op een oude en zeer diepe wond. In het kampioensteam waren de Amsterdammers Ron Berteling, Henk Hille en William Klooster en de Hagenaars Jerry Schäffer en Tjakko de Vos nog actief uit het De Bisschop-tijdperk. Zij hadden versterking gekregen van Canadezen c.q. Nederlandse Canadezen die stuk voor stuk hun sporen in Nederland al hadden verdiend, Dave Bell, Jeff Collier, Scott Hunter, Brian Sproxton, Paul Temmerman en Rob van Onlangs, van nog twee Hagenaren Appie Bood en (keeper) Cor Hoogedoorn, en van een nieuwe generatie Amsterdamse talenten, waarvan met name Bert Hille en Michael Jans al een belangrijke bijdrage leverden.

Eindelijk Groningen (1985-1986)
Ook in Groningen hebben ze een geschiedenis met Heerenveen. Die geschiedenis begon in het seizoen 1973-1974. De Groninger IJshockey Stichting (GIJS) had de tweede divisie gewonnen en het Heerenveense Thialf was voor de tweede opeenvolgende keer laatste geworden in de eerste divisie, destijds de hoogste vaderlandse ijshockeycompetitie. In de eerste onderlinge wedstrijd ging thuisclub GIJS kansloos onderuit (0-7), maar de terugwedstrijd in Heerenveen - toen voor de Friezen winst van de nacompetitie op het spel stond - was een heel ander verhaal. In een enerverend duel dat een aantal keer wordt onderbroken om de gemoederen te bedaren, wint Groningen uiteindelijk met 9-11. Een ijshockeyderby is geboren. Vanaf dat moment betekent een wedstrijd tussen Groningen en Heerenveen steevast spanning en sensatie. Ook in de hoogtijdagen van de Feenstra Flyers maakt GIJS het de Friezen altijd lastig. Zo wint Groningen in het seizoen 1977-1978 de reguliere competitie. In de eindronde - een minicompetitie met vier teams - zijn uiteindelijk de wedstrijden tussen Groningen en Heerenveen beslissend. De eerste wedstrijd is in Heerenveen: de Friezen winnen met 5-3. De volgende dag is de return in Groningen: het team dat wint is kampioen. In een bloedstollend spannende wedstrijd scoren de Flyers een paar minuten voor het einde de winnende treffer (1-2). Beide teams komen op acht punten, maar door het onderlinge resultaat is Heerenveen kampioen. Het seizoen daarop gaat de eindstrijd wederom tussen de twee Noordelijke rivalen. In de eindronde is voor Heerenveen tien punten uit de zes wedstrijden genoeg om de derde van de zeven titels op rij te winnen. Groningen wordt tweede met zes punten. In de onderlinge wedstrijden houden de teams elkaar in evenwicht: 1-6 in Heerenveen en 5-7 in Groningen. Seizoen 1985-1986 is er veel veranderd. Heerenveen is onttroond en inmiddels een subtopper geworden. Drie 'grote mannen' - samen goed voor zo'n 300 kilo - zijn vanuit Friesland naar Groningen gekomen: Johan Toren, de Groninger de terugkwam, en de Nederlandse Canadezen Wayne van Dorp en Leo Koopmans. Laatstgenoemde is de speler/coach. Samen met de Nederlandse Canadezen Rick van Gog en Andy Strijker, de 'imports' Bob Bergloff en Bob Ginetti en de Groningers Gerard Carras, Herman Carras en Henk Keyzer, vormen zij de basis van een team dat in de eerste helft van het seizoen maar moeizaam op gang komt. In de bekercompetitie (over 16 wedstrijden) eindigen de Groningers op de zesde plaats. Een bekercompetitie die overigens verassend door Kemphanen Eindhoven wordt gewonnen. Het vervolg van het seizoen gaat het Groningen een stuk beter af. In de reguliere competitie eindigt het team op de eerste plaats. Geleen is de grootste concurrent in de eindronde. Doordat de Limburgers in Eindhoven en Tilburg steekjes laten vallen en de Groningers zelf geen fouten maken, kan Lada GIJS Groningen op de voorlaatste speeldag uit in Heerenveen het kampioenschap binnenhalen. Met een 3-6 overwinning in het hol van de leeuw pakt GIJS de titel. En net als Amsterdam dat een jaar eerder deed, bevrijdt ook Groningen zich door die winst in één klap van een complex van jaren. Rotterdam: geen dynasty, wel een topclub (1987-1990) Zonder over een eigen ijsbaan te beschikken, nam IJHC Rotterdam in de jaren '60 op het hoogste niveau deel aan de competitie. Begin jaren '70 - wanneer in Ahoy een ijsvloer kan worden gelegd en buiten Ahoy een openlucht ijsbaan ligt - zijn de Rotterdammers betrokken bij het Raak-avontuur. Raak IJshockey Den Haag is een samenwerking tussen IJHC Rotterdam en IJHC Den Haag. In het eerste seizoen dat Raak actief is, 1972-1973, maken zes Rotterdammers deel uit van de selectie en wordt een aantal thuiswedstrijden gespeeld in Ahoy. Als een jaar later Raak IJshockey ophoudt te bestaan, gaat IJHC Rotterdam weer verder zijn eigen weg. Het seizoen 1985-1986 winnen de Rotterdammers - inmiddels spelend in de Weenahal - de tweede divisie. Voorzitter Willem van 't Wout heeft dan grootse plannen. Van Nijmegen weet hij Harrie van Heumen, Ben Tijnagel en Robbert Prick van Wely los te weken. Uit Den Bosch komen Mari Saris, Ruud Molenaar en keeper Michel Geisterfer. Zijn captain Ron Berteling haalt Van 't Wout uit Amsterdam. Dave Morisson - een 'import' met de status Nederlander - die de Rotterdammers als speler-coach naar de titel in de tweede divisie had geleid, blijft als speler. Hij krijgt gezelschap van Phil McKenzy - ook een statusspeler, eerder onder andere actief in Den Haag en Amsterdam - en van Andy Otto, Angelo Cantenaro en Jeff Nate. De hulptroepen die Rotterdammers als Cees van Peet, Walter van der Meer, Ron Huykman en Wouk van 't Wout komen bijstaan, blijken voldoende om in het debuutseizoen al de dubbel binnen te halen. Seizoen 1986-1987 wint IJHC Rotterdam Pandas zowel de beker als het kampioenschap van Nederland. Als het seizoen daarop Rick van Gog, Leo Koopmans (beiden uit Groningen), Bert Hille (uit Amsterdam) en Jorma Mantere (uit Nijmegen) naar de Maasstad komen, lijkt daarmee de stichting van de volgende Nederlandse ijshockeydynastie een definitief feit. Seizoen 1987-1988 is Turbana Panda's Rotterdam het te kloppen team. De beker gaat echter naar outsider BP Flyers Heerenveen. En ook in de strijd om het kampioenschap van Nederland laten de Panda's het afweten. In de halve finale van de play-offs verliezen ze van Spitman Nijmegen, het team dat vervolgens in de finale bekerhouder Heerenveen verslaat. Rotterdam-voorzitter Van 't Wout is echter niet van plan het erbij te laten zitten. Mike Fedorko, de coach van het kampioensteam van 1986-1987, wordt teruggehaald. Hetzelfde geldt voor Andy Otto, de snelle 'import'-verdediger die ook aanvallend het nodige kan brengen. Uit Tilburg komt 'import'-aanvaller Sean Simpson en uit Nijmegen de verdediger Bill Wensink, een Nederlandse Canadees. In de bekercompetitie moeten de Rotterdammers het team uit Nijmegen nog voor laten, maar aan het einde van het seizoen gaan de Turbana Panda's er met de hoofdprijs vandoor. Ook in de aanloop naar het volgende seizoen laten de Panda's zich niet onberoerd op de nationale transfermarkt. Jan Bruysten en de Nederlandse Canadees Ralph Vos komen uit Nijmegen, Robert Herckenrath (ex-Nijmegen) uit Heerenveen en Appie Bood (ex-Den Haag) uit Amsterdam. Van overzee haalt General Manager Fedorko de spelers Eddy Ljubicic en Jamie Richmond en coach Don Cameron. Gunco Panda's Rotterdam - dat is inmiddels de naam - is het seizoen 1989-1990 oppermachtig: zowel de beker als de kampioenstitel worden met grote overmacht binnengehaald. In de Europacup brengen de Rotterdammers het tot de halve finale. Succes in Utrecht (1990-1992) De club uit de Domstad debuteert in het seizoen 1971-1972 op het hoogste niveau. Gedurende de rest van het decennium komen de Utrechtenaren daar nog vijf keer uit, drie keer acteren ze op het tweede plan. Het seizoen 1975-1976 is Utrecht middenmoter, maar de andere seizoenen gaat het minder. Tot het einde van de jaren '80 zet die trend zich voort. De seizoenen 1980-1981 en 1985-1985 verblijft het team in de onderste regionen van de topdivisie, zeven andere seizoenen in een divisie lager. Als Utrecht in het seizoen 1989-1990 na vier seizoenen weer een licentie voor het hoogste niveau weet te bemachtigen, waait er een frisse wind. Na twee seizoenen in Canada, vijf in Heerenveen en vier in het Oostenrijkse Klagenfurt, is Tony Collard teruggekomen naar de plaats waar hij zijn jeugdijshockey speelde. Ook andere Utrechtenaren zoals Frank Versteeg, John Versteeg en John Koren keren terug naar hun moederclub. Bosschenaar Antoine Geesink komt uit Heerenveen, Hagenaar Gerard van Hunen uit Amsterdam. Maar zeker zo belangrijk, voorzitter Ron Galliart contracteert Doug Mason, die een seizoen eerder bij de tweede divisieclub Eindhoven zijn debuut als trainer/coach had gemaakt. Met Collard, Van Hunen en de 'imports' Dan Durdle en Paul Houck in de top-10 van topscorers, respectievelijk met 97, 71, 74 en 81 punten, was er genoeg offensieve power om het iedere tegenstander lastig te maken. Het team eindigt op de vierde plaats en verliest de beslissende wedstrijd in de halve finale na verlenging en penaltyshots van de latere kampioen Rotterdam. Seizoen 1990-1991 komen de Fries Johan de Vries, de Belg Mike Pellegrims en de Canadees Kip Noble de defensie versterken. Met de komst van Groninger Mark O'Brien beschikt Mason, naast Chad Kambeitz, over een tweede uitstekende keeper. Grote concurrent is regerend kampioen Rotterdam, met nagenoeg hetzelfde team op jacht naar meer. Maar ook Tilburg, dat sinds halverwege de jaren '80 niet echt meer in de bovenste regionen had meegedaan, is een factor om rekening mee te houden. In de bekerfinale - de eerste in Eindhoven - verslaat Rotterdam de Peter Langhout Reizen uit Utrecht nog met 8-3. In de eindronde van de competitie verliezen de mannen van Mason twee keer van Rotterdam. Ook de uitwedstrijd in Tilburg gaat verloren, maar de thuiswedstrijd is een voorbode van de enorme potentie van de ploeg (12-1). De halve finale van de play-offs is een best-of-two, nummer twee Rotterdam treft nummer drie Utrecht. In Rotterdam wordt het 1-2. De tweede wedstrijd in Utrecht eindigt in een 10-1 monsterzege. In de best-of-five-finale wacht Tilburg, dat in de andere halve finale Geleen heeft uitgeschakeld. Met een 1-4 overwinning in de vijfde wedstrijd in Tilburg halen de Utrechtenaren het kampioenschap binnen. Het seizoen 1991-1992 zet Pellegrims, de Belg die als jeugdspeler naar Nederland kwam, zijn carrière voort in Frankrijk. Zoals later zou blijken, een tussenstop naar het grote werk in de Duitse DEL. De succesvolle 'imports' Houck, Noble en (Brad) McCaughy keren niet terug naar Utrecht. En coach Mason tekent een contract in Italië. Johan Toren, oud-speler van Groningen en Heerenveen en in die jaren ook actief als assistent-bondscoach, volgt hem op. Er komen nieuwe 'imports' en op de nationale transfermarkt worden Hein van de Heuvel en Henk Hille aangetrokken. Het seizoen verloopt aanvankelijk nogal stroef. In de eerste ronde van de beker verliest Pro Badge Utrecht in een best-of-two van Rotterdam. 'Imports' worden gewisseld en rond de kerst komt Doug McKay als vervanger voor coach Toren. Met de nadruk op een hechte defensie weet Mckay het team via een tweede plaats in de reguliere competitie naar de play-offs te loodsen. Daar wacht een bekende tegenstander: de Panda's uit Rotterdam, op één punt de nummer drie van de reguliere competitie. De best-of-five-serie klaren de Utrechtenaren in drie wedstrijden. Ook de andere halve finale kent dezelfde samenstelling als het seizoen daarvoor. Dit keer weet nummer vier Geleen echter wel de nummer één uit Tilburg te verslaan. De finale wint Pro Badge Utrecht in vier wedstrijden.

Nationale transfers
Vanaf de jaren '70 tot ergens halverwege de jaren '80 halen clubs hun versterkingen met name uit het buitenland. Het aantrekken van nog betere 'imports' - vaak uit Canada - en nog meer Nederlandse Canadezen is de beproefde strategie. Vanaf de tweede helft van de jaren '80 neemt het belang van de nationale transfermarkt echter enorm toe. In de kampioensteams uit Rotterdam speelden Nederlanders die hun opleiding in Amsterdam, Den Haag, 's-Hertogenbosch of Nijmegen hadden genoten. De Utrechtse succesformatie van eind jaren '80, begin jaren '90 bestond - naast uit in Utrecht en het buitenland opgeleide spelers - uit spelers afkomstig uit Amsterdam, Groningen, Den Haag, Heerenveen en 's-Hertogenbosch. Vaak worden de negatieve kanten van het toegenomen aantal nationale transfers benadrukt: clubs met een goede jeugdopleiding kunnen worden leeg gekocht, het is moeilijk over een aantal seizoenen een goed team op te bouwen en kampioenschappen zijn te koop. Voor al deze bezwaren valt veel te zeggen, maar er is ook een belangrijk positief aspect te noemen. Sinds ergens in de jaren '80 zijn er generaties Nederlandse spelers die ertoe doen. Ron Berteling, Tony Collard, Ben Tijnagel, Theo van Gerwen, Antione Geesink, Chris Eimers, Tommie Speel, Theo Kruger, Tommie Hartogs en Leo van den Thillart zijn stuk voor stuk spelers die het verschil kunnen maken. Door de jaren heeft de NIJB geprobeerd de nationale transfermarkt te sturen. Tot halverwege de jaren '80 kon een speler alleen weg als zijn oude club toestemming gaf. Overigens heeft een aantal spelers dat destijds met succes aangevochten, door naar de burgerrechter te stappen of door daarmee te dreigen. Vanaf 1986 was er een transferreglement dat per club per seizoen slechts het vertrek van twee spelers toestond en dat verder bepaalde dat per getransfereerde speler een aanzienlijk bedrag in een opleidingsfonds moest worden gestort. Na het Bosman-arrest waren er bepalingen die per club per seizoen het aantal op de nationale transfermarkt aan te trekken spelers beperkten.

Het Nijmegen van de jaren '90 (1992-2000)
Vijf jaar na het onverwachte kampioenschap van 1988 zijn Nijmeegse vedettes als Bijn Tijnagel, Harry van Heumen en Robert Herckenrath inmiddels teruggekeerd uit Rotterdam. Frank Janssen is terug uit Utrecht. Fred Homburg en Henri Stoer zijn de keizerstad altijd trouw gebleven. Seizoen 1992-1993 doet de gouden generatie het nog een keer, hoewel ze deze keer al wel de nodige hulp krijgen van een tweetal Nederlandse talenten dat elders is opgeleid: Theo Kruger uit Assen en Tommie Speel uit Heerenveen. Flame Guards Nijmegen verslaat in de vijfde wedstrijd van de best-of-five-halve finale Rotterdam met 10-2. In best-of-seven-finale wacht Geleen, eerder dat seizoen de bekerwinnaar. De door incidenten gekleurde finaleserie - met onder meer een gestaakte wedstrijd en een flink aantal schorsingen - wordt in zes wedstrijden gewonnen. Het Nijmegen van de jaren '90 is niet alleen talentvol, maar ook zeker een ploeg die het stevige werk niet schuwt. Ook het volgende seizoen zijn er de nodige incidenten. De derde halve finale-wedstrijd van de play-offs tegen Tilburg wordt na 12 minuten gestaakt en Nijmegen wordt uit de competitie genomen. Eerder ging het ook al mis in de Europa Cup. In de wedstrijd tegen de Deense gastheer Esbjerg IK verzamelt het team maar liefst 248 strafminuten. Het incident krijgt veel media-aandacht en in de nasleep legt de internationale ijshockeyfederatie Nijmegen een (internationale) schorsing van een jaar op. In januari van het seizoen 1995-1996 wint Fulda Tigers - dat is inmiddels de naam - de bekerfinale. Tegen Tilburg wordt het 3-2. Een paar maanden later staan de Tigers in de finale van de play-offs. Weer is Tilburg de tegenstander en het is de eerste editie van vijf van dergelijke finales in zes seizoenen. De eerste keer trekken de Gelderlanders nog aan het kortste eind, maar in de seizoenen 1996-1997, 1997-1998 en 1999-2000 winnen ze juist tegen aartsrivaal Tilburg de felbegeerde kampioenstitel. Ook in het tussenliggende seizoen 1998-1999 is het kampioenschap voor Nijmegen. Dit keer na een finaleserie tegen Amsterdam. Met de vier titels op rij schaart Nijmegen zich in het goede gezelschap van dynastiestichters. Seizoen 1996-1997 spelen Nijmegen en Tilburg wederom de bekerfinale, maar die verliezen de Tigers met 3-2, een uitslag waar patent op lijkt te rusten. In het seizoen 1998-1999 wordt de bekerfinale tegen Tilburg wel gewonnen. Na de verlenging is het 3-2! Seizoen 2000-2001 eindigt de (vooralsnog) laatste editie van een finaleserie Nijmegen versus Tilburg in het voordeel van de Brabanders. In de loop van de jaren '90 wordt de invloed van niet in Nijmegen opgeleide spelers groter. Het eerder genoemde duo Kruger en Speel, vaak in een lijn met Janssen, en de Geleense doelman Honoré Loos zijn sleutelspelers. Maar ook de Nijmeegse inbreng blijft onontbeerlijk. Zo maken in het seizoen 1997-1998 Homburg, Tijnagel en Herckenrath een comeback en levert dat trio vervolgens ook een belangrijke bijdrage aan het behalen van het kampioenschap.

Na 18 jaar weer Tilburg (1993-2001)
Seizoen 1993-1994 eindigt met het kampioenschap voor Couwenberg Trappers Tilburg. Eerder dat seizoen had het team ook al de beker gewonnen (3-1 tegen Geleen). Doug Mason krijgt als coach voor elkaar wat hem eerder als Tilburg-speler niet lukte. In de vijfde en beslissende wedstrijd van de finaleserie om het kampioenschap van Nederland verslaan de Trappers Geleen met 3-2. Het is dan 17 jaar na de 'onttroning' in 1977. Niet dat Tilburg ooit echt weg was. De enige Nederlandse club die tot op heden nooit ontbrak op het hoogste niveau, was ook in de tussenliggende periode een echte topclub. In de 16 tussenliggende seizoenen deden de Trappers 11 keer mee in de eindfase, zes keer was dat in een finalepoule om het kampioenschap van Nederland, vijf keer in play-offs met een halve finale en een finale volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden (drie keer kwamen ze tot in de halve finale en twee keer tot in de finale). Het team van Mason bestaat uit een mix van Nederlands talent van elders, zoals Theo van Gerwen uit Eindhoven en Antione Geesink en Hein van de Heuvel uit Den Bosch, 'imports' als Dave Livingston en Igor Akulin en een Tilburgs contigent dat onder meer bestaat uit de keepers Martin Trommelen en Marco Hendriks en spelers als Henri de Kort, Marco Donders, Frank Jacobs en de gebroeders Bram en Dave Bouckaert. De solide basis van het team staat garant voor een aantal zeer succesvolle jaren. De seizoenen 1994-1995 en 1995-1996 wordt de titel geprolongeerd, in 1996-1997 en 1997-1998 is het team in de play-offs verliezend finalist en in 2000-2001 is er weer een kampioenschap. De beker gaat nog drie keer naar Tilburg. Vanaf het moment dat de bekercompetitie eindigt met een bekerfinale, waren de Trappers tot op heden (2004) in maar liefst 11 van 14 edities present! Vijf keer wonnen ze de finale (in 1991-1992, 1993-1994, 1994-1995, 1996-1997 en 2000-1001) en er waren verliezen tegen Nijmegen (in 1995-1996 en 1998-1999), Heerenveen (in 1997-1998 en 2001-2002) en Amsterdam (in 2002-2003 en 2003-2004). Seizoen 1994-1995 behaalt Tilburg weer zowel de beker als de kampioenstitel in finales tegen Geleen. De bekerfinale is uitgetekend: 8-1. En deze keer waren in de play-offs drie wedstrijden genoeg om de best-of-five-serie te winnen. De laatste wedstrijd eindigde in een 14-2 monsterzege. Voor de Limburgers was het overigens de vierde achtervolgende keer dat zij in de finale stonden. En evenzoveel keer moesten ze toezien hoe een ander de kampioensbeker in ontvangst nam (in 1992 was dat Utrecht, in 1993 Nijmegen en in 1994 en 1995 dus Tilburg). Ook in de jaren '80 was dat al twee keer het geval geweest (in 1987 en 1990). Meetpoint Eaters Geleen, later Hatulek Eaters Geleen, beschikte in de eerste helft van de jaren 90 over een uitstekende formatie. In het seizoen 1992-1993 gaat de beker naar Geleen en in de seizoenen 1992-1993 en 1993-1994 is het team zelfs eerste na de reguliere competitie. Het zijn de jaren van de 'B Train', de 'import'-aanvalslijn Chris Brant, Rick Boh en Troy Binnie. Seizoen 1995-1996 staat CVT Keuken Tilburg Trappers tegen Fulda Tigers Nijmegen in de finale van de play-offs. Het gaat er beduidend heter aan toe dan het jaar daarvoor. Tussen de Brabanders en Gelderlanders bestaat een felle rivaliteit die dateert uit de halve finale-serie van het seizoen 1993-1994. Het maximale aantal van zeven wedstrijden is nodig en drie wedstrijden worden met één doelpunt verschil beslist, waarvan twee in de verlenging. Zo ook de zevende wedstrijd. In Tilburg is het Theo van Gerwen die in de verlenging de beslissende treffer scoort. In Tilburg zijn er die jaren niet alleen de successen van het eerste team. Bij zijn aanstelling had Mason van clubvoorzitter Jan de Greef ook als opdracht meegekregen om de jeugdopleiding te moderniseren. Van het fundament dat in die periode is gelegd, plukt Tilburg Trappers ook vandaag de dag nog de vruchten.

Amsterdam is terug (2001-2004)
Na het behalen van het kampioenschap in 1985 gaat het snel bergafwaarts in de hoofdstad. Dragende spelers vertrekken naar elders of stoppen. Seizoen 1985-1986 worden de play-offs net niet gehaald. Het seizoen daarop nog wel, maar de derde wedstrijd in de halve finale tegen Geleen wordt wegens onregelmatigheden gestaakt. Het staat dan 5-1 voor de Limburgers en dat is ook de uitslag die de NIJB vaststelt. Het incident is een voorbode van wat komen gaat. De twee volgende seizoenen zet de neerwaartse spiraal zich voort. Een aantal spelers grossiert werkelijk in straffen en schorsingen. Twee keer worden de play-offs gemist, twee keer eindigt het team op de laatste plaats in de reguliere competitie. Voor het seizoen 1989-1990 krijgt Amsterdam geen licentie voor het hoogste niveau. Het jaar daarop is de club weer terug, maar ook deze keer met weinig succes: laatste in de reguliere competitie. Dan valt het doek. De ijsbaan gaat dicht voor een verbouwing die een seizoen zou duren. Maar door politiek gesteggel en geldgebrek duurt het uiteindelijk drie seizoenen. Als er weer ijs beschikbaar is, begint de club op het tweede plan. Pas drie jaar later, seizoen 1998-1999, zijn de Amsterdammers weer terug op het hoogste niveau. Op de nationale transfermarkt worden Chris Eimers, Alexander Schaafsma, beiden met Groningen als moederclub, de Utrechtenaren Frank Versteeg en John Versteeg en de Nederlandse Canadees Steve Kruize (eerder actief in Tilburg en Nijmegen) aangetrokken. Alex Andjelic is de coach. Ook overzee wordt succesvol ingekocht, onder meer drie productieve aanvallers: Shawn Redmond, Jason Tatarnic en David Aussem. Halverwege het seizoen maakt Ron Berteling, dan 41 jaar, zijn comeback. In de 27 wedstrijden die Berteling speelt, is hij goed voor 13 doelpunten en 15 assists. Met het behalen van de finale van de play-offs is het seizoen geslaagd. In de best-of-seven-serie tegen Nijmegen wordt weliswaar ruim verloren (4-1 in wedstrijden), maar het Amsterdamse ijshockey staat weer op de kaart. Het volgende seizoen komen Robbert Prick van Wely (oud-Nijmegen en oud-Rotterdam) en de Nederlandse Canadees Josh Oort het team versterken. In januari 2000 wordt het eerste succes in 15 jaar geboekt: in de bekerfinale verslaat Boretti Tigers Amsterdam Heerenveen met 2-0. Berteling staat inmiddels naast Andjelic in de bank. Twee maanden later struikelt het team in de halve finale van de play-offs, wederom is Nijmegen een maatje de groot. (Nijmegen dat vervolgens in de finale Tilburg verslaat en het vierde kampioenschap op rij binnenhaalt.) Seizoen 2000-2001 verloopt rommelig en eindigt teleurstellend. Het plan om trainingen en thuiswedstrijden om en om in Amsterdam en Utrecht af te werken, blijkt onuitvoerbaar. Er zijn coachwisselingen en het ontbeert de Amsterdammers aan scoring power. De play-offs worden niet gehaald. Het is veelzeggend dat niet één speler in de top 10 van topscorers eindigt. Het seizoen daarop gaat het aanvankelijk niet veel beter. De eerste coach - Harry van Bilsen - blijft maar een paar weken, het duo Francois LaCombe en John Griffith net iets langer. Halverwege het seizoen keert het tij. Berteling, het vorige seizoen nog vervangen door Doug McKay, krijgt het vertrouwen van het bestuur. Het lukt hem het aanwezige talent op één lijn te krijgen. In de verdediging blijkt de Canadees Jason Smith een zeer betrouwbare kracht, aanvallend zorgen zijn landgenoot Daniel Tessier en de teruggekeerde Oort voor de nodige productiviteit. Het team eindigt eerste in de reguliere competitie van 2001-2002. In de best-of-five halve finale wordt in drie wedstrijden van Geleen gewonnen (5-3, 2-1, 8-4), in de finale zijn drie wedstrijden genoeg om Heerenveen te verslaan (6-3, 6-1, 3-1). De jaren daarna verstevigt Amsterdam zijn reputatie als grootinkoper. Nederlandse Canadezen als Mark Bultje, Phil Groeneveld (keeper), David en Kevin Hoogsteen, Doug Stienstra, Marcel Kars en Lamonte Polet komen naar de hoofdstad, rechtstreeks vanuit hun geboorteland of via een tussenstop bij een andere Nederlandse club. Ook in Nederland opgeleide internationals als Tommie Hartogs en Simon de Wit worden ingelijfd. In 2002-2003 en 2003-2004 wint Amsterdam de dubbel. De twee bekerfinales tegen Tilburg zijn redelijk eenzijdig (5-1 en 6-1), maar beide kampioenschappen worden pas in laatst mogelijke (vijfde) wedstrijd van de finale in de play-offs binnengehaald. Seizoen 2002-2003 door in de vijfde wedstrijd Nijmegen met 4-2 te verslaan en het seizoen daarop door die beslissende wedstrijd met 2-1 van Tilburg te winnen.

Verantwoording
Bij het schrijven van het bovenstaande heb ik veelvuldig gebruik gemaakt van secundaire bronnen. Hoofdstuk vier uit het boek Koud Vuur van de sportjournalist Ed van Opzeeland en het Jubileumboek 50 jaar NIJB dat is geschreven door zijn collega Ton van Esch, vormen de basis voor 'De beginjaren (1938-1950)', 'Haagse Hegemonie (1951-1969)' en 'IJshockeybolwerk Brabant (1970-1976)' (Van Opzeeland 1981, NIJB/Van Esch 1984). De neiging om in verband met gebeurtenissen uit die tijd ook te kijken wat de aartsvader van de ijshockey-anekdote - Frans Henrichs - daarover wist te melden, heb ik niet vaak kunnen weerstaan (Henrichs 1967 en 1973). Wie dat doet valt overigens meteen op dat ook Van Opzeeland en Van Esch hem zeker schatplichtig zijn. Voor de periode vanaf 1964 maak ik dankbaar gebruik van IJshockeyboek Nederland, 1e (Ere) Divisie 1964 tot 1998 van Udo Reinold. Voor de ijshockeyliefhebber bevat dat boek een schat aan informatie. Tot aan 1998 zijn alle wedstrijduitslagen en eindstanden van de competities op het hoogste niveau terug te vinden en voor de periode 1998-2003 is inmiddels een bijlage verschenen om het geheel up to date te houden (Reinold 1998 en 2003). Op basis van talrijke interviews met spelers, bestuurders en andere direct betrokkenen, vertelt Reinold tot in detail het verloop van geschiedenis van de competitie in Nederland. Ook de statistieken die Jan Kerkhof vanaf het seizoen 1991-1992 heeft bijgehouden, heb ik veelvuldig geraadpleegd. Vanaf het seizoen 1974-1975 ben ik zelf ervaringsdeskundige. In dat seizoen debuteerde ik als 15-jarig jochie met Orwo Amsterdam uit in Groningen. Twee seizoenen later werd ik international. Tien seizoenen bleef ik Amsterdam trouw, daarna speelde ik in Zweden en nog weer wat later in Heerenveen, Rotterdam en Utrecht. Voor Nederland kwam ik tot 198 interlands. In 1993 vond ik het allemaal mooi geweest. Op dat moment kon ik niet bevroeden dat ik twee jaar later voor de ijshockeybond zou gaan werken. En ook hetgeen ik vanuit die positie heb meegemaakt, zal zo zijn weg naar mijn geschiedschrijving hebben gevonden.

Henk Hille / NIJB Zoetermeer, november 2004

Literatuur
Bruck, H., 1938, IJs-hockey, Hilversum: N.V. Brand's uitg.-bedrijf.
Casteels, J., 1995, 90 Jaar IJshockey in België, eigen beheer.
Henrichs, F., 1967, IJshockey, Amsterdam: Uitgeverij J.F. Duwaer & Zonen.
Henrichs, F., 1973, Frans Henrichs over ijshockey, Het spel van puck en stick, Zwolle: La Revière & Voorhoeve.
Nederlandse IJshockey Bond / Esch, T. van, 1984, Jubileumboek 50 jaar NIJB, Amsterdam: Veko Verkaart.*
Opzeeland, E. van, 1981, Koud Vuur, Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.
Reinold, U., 1998, IJshockeyboek Nederland, 1e (Ere) Divisie 1964 tot 1998, 1998, eigen beheer.
Reinold, U., 2003, IJshockeyboek Nederland, 1e (Ere) Divisie bijlage 1998-2003, eigen beheer.

* Van Esch staat niet op de kaft of het titelblad vermeld, maar in het voorwoord van de toenmalige NIJB-voorzitter Fred Schweers wordt hij genoemd als de auteur die samen met de toenmalige NIJB-directeur Joop van Rijswijk het boek heeft samengesteld.

Laatst gewijzigd op 2 mei 2020 om 14:22