Arti­kel 3: Grondbeginselen

1. Een lid van het Bondsbestuur wordt geacht onder alle omstandigheden zodanig op te treden dat de belangen van de Bond en haar leden niet worden geschaad, dan wel de integriteit en reputatie van de Bond en haar leden in twijfel kunnen worden getrokken.

2. Van ieder lid van het Bondsbestuur wordt verwacht dat hij eerlijk, onafhankelijk, onpartijdig, discreet en niet gedreven door eigenbelang handelt en iedere situatie vermijdt die tot een belangenconflict met de Bond aanleiding zou kunnen geven.

3. Ieder lid van het Bondsbestuur is verplicht aan het Bondsbestuur verantwoording af te leggen over zijn gedragingen als bedoeld in dit Reglement.

Laatst gewijzigd op 20 juni 2024 om 11:55